Missie Indonesië

In 1921 vertrekken de eerste vijf broeders naar Singkawang om daar een school en een internaat over te nemen van de kapucijnen die er in 1905 al begonnen waren. Lees meer hier over in: Ontwikkeling Indonesië

 

Voor de onafhankelijkheid
De eerste wereldoorlog (1914-1918) had diepe wonden van haat en wantrouwen achter gelaten in de onderlinge verhoudingen tussen de volkeren. In zijn encycliek “Maximum illud” doet Paus Benedictus XV in 1919 een oproep om de onderlinge relaties tussen de volkeren niet te laten bepalen door politiek en macht, nationalisme en Europese superioriteit, maar door de verkondiging van de blijde boodschap van Jezus en te werken aan gelijkwaardige verhoudingen.
Deze encycliek heeft de missionaire geest in Nederland sterk bevordert en ook bij de broeders groeide de bereidheid om zich in te zetten voor de tijdelijke en eeuwige belangen van de Indonesische bevolking. Het verzoek in 1920 van de kapucijn Pacificus Bos, apostolische vicaris van het eiland Borneo (16x Nederland.) viel in goede aarde en in 1921 vertrekken de eerste vijf broeders naar Singkawang om daar een school en een internaat over te nemen van de kapucijnen die er in 1905 al begonnen waren.
De eerste twintig jaar gaat de aandacht vooral uit naar het basis onderwijs met Chinees en Nederlands als voertaal, daarnaast ontstaan een handelsschool en meerdere internaten, zowel aan de west-, en zuidkust van Borneo (Singkawang, Pontianak en Banjarmasin) als in midden-, en Oost-Java (Blitar en Kudus). De oorlog met Japan zal hun werk niet alleen onderbreken maar ook een mentale aardverschuiving te weeg brengen.
De broeders zelf worden van 1942 tot 1945 als krijgsgevangenen geïnterneerd in Kuching (Maleisië) en Cimahi bij Bandung terecht. Als zij na drie jaar voorzichtig het kamp mogen verlaten wappert de nationale vlag op steeds meer plaatsen en groeit het verlangen naar onafhankelijkheid bij steeds meer mensen.

Na de onafhankelijkheid en de toekomst
Na de oorlog en onafhankelijkheid van Indonesië gaan de broeders  een moeilijke tijd tegemoet, gebouwen zijn onderkomen(?) en er is gebrek aan leermiddelen, wijzigingen van wet een regelgeving vragen moeilijk aanpassingen en Bahasa Indonesia wordt de voertaal. Maar het belang van de toekomst van hun leerlingen geeft energie en maakt hen creatief. Het werk op Java wordt voorlopig, mede omwille van gebrek aan broeders niet hernomen. Maar op Borneo dat intussen Kalimantan heet worden nieuwe initiatieven genomen, een handelsschool met internaat, de Engelse school en middelbaar onderwijs en zowel in de oude vestigingen als in Nyarumkop, een schooldorp voor leerlingen uit het binnenland, waar ook een onderwijzersopleiding gestart wordt. Zowel de stroeve verbindingen met Nederland die aanvoer van goederen en menskracht bemoeilijken, alsook de zorg voor de continuïteit van de werkzaamheden moedigen aan om Indonesische jonge mannen een kans te geven broeder te worden. In 1957 worden de eerst postulanten aangenomen, 20 jaar later wordt de zieke superior tijdelijk vervangen door een Chinese assistent, en weer 22 jaar later (1999) bestaat het bestuur van de Indonesische provincie, onder leiding van een Javaanse broeder bijna geheel uit Indonesische broeders. In 2017 zal het nieuw gekozen algemeen bestuur helemaal uit Indonesische broeders bestaan.
Deze groei heeft overigens niet zonder moeilijkheden plaats gevonden. De verbroedering tussen de oude ervaren Nederlandse missionarissen en de jonge Indonesische broeders verliep stroef. Het door ziekte en ouderdom soms plotselinge vertrek van de Nederlandse broeders schiep lege plaatsen op belangrijk posten. In de vorming lag het accent op het continueren van scholen en internaten en slechts enkele kandidaten waren opgewassen tegen de onzekerheid van hun toekomst.
De algemene vergadering van 1977 evalueerde de situatie en geconfronteerd met de keuze door gaan of afronden en sluiten, koos de vergadering ervoor om door te gaan en formuleerde een aantal kenmerken als identiteit, zoals kiezen voor de zwakkere en risico’s niet ontlopen. En weer ontstonden er nieuwe initiatieven, zoals de jeugdleidersopleiding en het buitenschoolse vormingswerk in Pati en nieuwe communiteiten in het binnenland van Kalimantan, en de religieuze vorming werd grondiger opgezet. Dankzij onze inzet en Gods genade bleef het resultaat niet uit.
Momenteel zijn 11 communiteiten met totaal een 70 tal broeders die merendeels werkzaam zijn in een van de 8 internaten of op de 18 scholen verspreid op Kalimantan, Java en Papoea. Anderen zijn bezig met hun opleiding of werkzaam in sociaal educatieve programma’s zoals de zorg voor de leefbaarheid van de aarde of het tentscholen project in Merauke voor kinderen die buiten het formele onderwijs zijn gebleven. Zo te zien succesvol maar ook nu mag de aantrekkingskracht van de vruchten de aandacht voor de minder zichtbare wortels zoals gebed en gemeenschap, niet doen verwaarlozen.